Cornelia van Dijk-Deutekom
Cornelia is de dochter van Jacoba Pieternella den Adel en van de Rotterdamse broodbakker Johannes Deutekom. Anderhalf jaar na haar geboorte krijgt Cornelia een broertje, Cornelis, die op negenjarige leeftijd verhuist naar ’t Ginneken waar hij wordt opgenomen in het gezin van de weduwe P. Schraven in de Overakkerstraat 9. Waarschijnlijk had dit van doen met zijn zwakke gezondheid. ’t Ginneken stond immers bekend om zijn bosrijke omgeving en zijn zuivere nog niet door de industrialisatie vervuilde lucht. Na een verblijf van 16 maanden keert de inmiddels tienjarige eind oktober 1906 terug naar Rotterdam. Maar kennelijk blijft hij met zijn gezondheid kwakkelen, want negen jaar later komt hij op negentienjarige leeftijd te overlijden. Zes jaar later, in 1921, houdt de pas 55-jarige Jos Deutekom zijn zware beroep voor gezien. Hij stopt met werken en besluit met vrouw en dochter naar ’t Ginneken te verhuizen. Wellicht hebben ze goede herinneringen aan dit idyllische dorp vanwege Cornelis, al is het in veler ogen sowieso een uitstekende plaats om te rentenieren. De Van Deutekoms wonen eerst in een pension op de Prins Hendrikstraat 18 om daarna via bemiddeling van Gerrit van Dijk, die ter plaatse bekend staat als een betrouwbare makelaar, te verhuizen naar nummer 70 in diezelfde straat. Nog weer wat later komen ze te wonen op de Julianastraat, nu Dillenburgstraat 14. Het betreffen steeds mooie, ruime en comfortabele woningen, wellicht door Van Dijk zelf gebouwd.
Zoon Jos, die zijn vader vergezelt, valt bij hun eerste ontmoeting onmiddellijk in de smaak bij Cornelia en drie jaar later, Jos is dan 33 jaar en Cornelia 29, huwen ze op dinsdag 2 september 1924. Bijna vier jaar later krijgt Cornelia haar eerste kind, maar dochtertje Jacoba sterft al binnen vier weken. De bedroefde ouders besluiten na een paar jaar een kind aan te nemen. Margaretha Deutekom, een nichtje, precies even oud als de overleden baby. Zes jaar later, op dinsdag 20 maart 1934, krijgen Cornelia en Jos alsnog een dochter, Maria Anna Christina Jacoba. Zij huwt later met Piet Hamer, die actief is in Houthandel Van Dijk. Margaretha trouwt met Frans van Dooren (1921-2004), die het al op 33-jarige leeftijd tot hoogleraar bedrijfs- en sociale psychologie (1954-1986) schopt in Tilburg. Vanaf 1953 is hij commissaris van Winters Bouwbedrijf v/h Jos van Dijk en neemt psychologische tests (GITP) af bij sollicitanten.
Volgens een terugblik bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Firma van Dijk in 1950 zou het bouwbedrijf eigenlijk pas zijn gaan bloeien op het moment dat Jos A. van Dijk in 1924 de leiding overneemt. Hierbij ondervindt hij veel steun van zijn echtgenote die hem, volgens insiders enigszins eufemistisch geformuleerd, in alles trouw terzijde staat. Cor(nelia) krijgt als het ware haar eigen bedrijf wanneer in 1937 de zaak wordt gesplitst in N.V. van Dijk’s Houthandel en Aannemers- en Bouwbedrijf Van Dijk. Samen met Toon Nuijten voert Cornelia de directie van de houthandel en de timmerfabriek, met Jos van Dijk als commissaris van wat ooit de moedernegotie van het bedrijf was. Na de dood van haar man blijft de weduwe, bijgenaamd de kapitein, een belangrijke, zo niet leidende rol spelen in het bouwbedrijf, waarvan ze grootaandeelhouder is. Wanneer er binnen de familie geen opvolger wordt gevonden en ook Winters ouder wordt, besluit Cornelia in 1976 het bedrijf te verkopen. Haar kleinzoon Joep van Dooren nuanceert het hiervoor geschetste beeld van zijn oma. ‘Het verhaal dat mijn oma “de broek aan had” herken ik niet. Mijn grootouders waren moderne mensen en toen in de jaren zestig, zeventig het feminisme opkwam, vertelde mijn moeder dat ze als Cornelia’s dochter nooit last had gehad van discriminatie. In hun omgeving werden vrouwen en mannen steeds als gelijkwaardig beschouwd. Ik kan me wel voorstellen dat in de naoorlogse decennia die gelijkheid werd gezien als “de broek aan hebben”. Vrouwen werden nog geacht onderdanig te zijn en moesten zeker voor de buitenwacht de man zijn autoriteit gunnen. Daarbij was oma een Rotterdamse, recht door zee, niet lullen maar poetsen en wars van uiterlijk vertoon. Opa was daarentegen een echte Brabander die alles wat omfloerster bracht.’